dinsdag 5 mei 2020

Weer even in Niemandsland


Enkele jaren geleden liep ik door een middelgrote Duitse stad en zag naast een groot warenhuis een oude zwerfster staan. Zij leunde met gebogen hoofd tegen het etalagevenster en voor haar stond een bakje met klein geld.
Nadat ik een twee euromunt in het bakje had gegooid hief zij haar hoofd op, keek mij vriendelijke aan en bedankte me voor de gave. Ik schrok bij het zien van haar gezicht, het oude vrouwtje leek op iemand die ik heel lief had gehad. Op mijn vraag hoe het kwam dat zij op haar leeftijd op de straat moest leven van aalmoezen antwoordde ze:

‘Ik ben in negentienhonderd drieëndertig geboren en heb vanaf mijn vroegste herinneringen tot negentienhonderdvijfenveertig honger geleden. In de dertiger jaren was mijn vader werkloos en naderhand een slecht betaalde soldaat. Hij is een maand voor het einde van de oorlog gevallen en gestorven in Frankrijk. Tijdens de laatste oorlogsnacht werd het huis van mijn ouders door de westerse geallieerden zinloos gebombardeerd. Behoudens ikzelf en de hond heeft niemand het overleefd. Vanaf dat moment moest ik de straat op om te overleven.

Maar het was niet zo’n straat zoals we die nu kennen. Een straat waar mensen als zombies, meestal zonder iets te zeggen of met elkaar te praten, voortsnellen. Ieder voor zich en God of wie dan ook voor ons allen. Nee, nee, het was een bijzondere straat in een bijzondere staat!
Ons thuis, ons land was van de ene op de andere dag verworden tot een niemandsland waar iedereen elkaar nodig had. Van de overwinnaars konden of mochten we geen hulp verwachten maar we hadden elkaar en iedereen wist dat we alleen gezamenlijk de puinhopen van de oorlogsellende konden opruimen. Al heel snel hadden we weer een beetje te eten, mensen vonden werk en dat alles zonder gekke en onnodige regeltjes. Er was zelfs nog geen grondwet en toch was iedereen gelukkig.In deze gelukkige periode heb ik ook mijn man leren kennen.

Wij zijn in maart negentienhonderd negenenveertig door een vriendelijke officier getrouwd. Ik was eigenlijk nog maar een kind maar dat was geen probleem, alles was zo geregeld.
Mei negentienhonderd negenenveertig werden we weer een Iemandsland. We hadden een naam, een grondwet, onzinnige regeltjes en bepalingen maar waren eigenlijk weer terug bij af. In het begin hadden we daar niet zo’n erg in maar meer en meer moesten we ons voor alles verantwoorden en overal vragen beantwoorden. Vragen zoals waar en waarom je was geboren, waarom er geen familieleden meer leefden, waarom ik zo jong was getrouwd, waarom mijn man soldaat was geweest, waarom ik geen beroep had geleerd.
Onzinnige, ongepaste en vaak onterende vragen na een verwoestende oorlog die mede door hun toedoen was ontketend. De waarom-meneren waren dezelfde die ons voor en tijdens de oorlog deze en nog meer vragen hadden gesteld. Vele ex-nazi’s, collaborateurs en weerhaantjes kregen namelijk weer hoge functies in de staatsadministratie en in de regering. Zelfs onze eerste bondskanselier had heel veel ‘Dreck am Stecken’, helaas is dit altijd met de mantel der liefde worden bedekt!

Mijn man was leraar en kon direct na de oprichting van Iemandsland beginnen op een school bij ons in de buurt en heeft daar tot aan zijn dood lesgegeven. Hij is veel te jong gestorven, hij was pas 63 jaar en liet me onverzorgd achter. De waarom-meneren geloofden namelijk niet dat ik al meer dan 40 jaar met hem was getrouwd en weigerden mij de weduwerente uit te keren met als gevolg dat ik het huis uit moest. Goddank vond ik tijdelijk onderdak bij een oude vriendin uit de Niemandsland periode.

Omdat ik buiten alle regeltjes viel bleef me niets anders over dan om op zesenvijftigjarige leeftijd continudiensten te draaien op een linnenfabriek.
Een jaar voor behalen van mijn pensioengerechtigde leeftijd werd ik ontslagen.
Daarna heb ik in dezelfde onderneming tot mijn tweeënzeventigste levensjaar gewerkt als poetsvrouw. Toen had ik nog een tweekamerwoning, niet groot maar ik had een thuis!

Op een gegeven moment werd ik ernstig ziek. Mijn lichaam was op en ik kon niet meer werken en jawel hoor, ik viel weer buiten alle regeltjes. En weer waren de waarom-meneren niet bereid mij te helpen, met mij te zoeken naar een oplossing, een uitzondering te maken of de regeltjes los te laten. Ik heb ze niet gevraagd waarom dit bij asielzoekers, immigranten, luiwammesen en/of asocialen kennelijk wel mogelijk is: Ik had er geen kracht meer voor!
Het opgebouwde pensioen was te weinig om ervan te leven laat staan om mijn tweekamerwoning te behouden en zo belandde ik op straat. Nu zit ik hier maar heb eigenlijk geen moed en kracht meer om verder te leven.’

Ze sloot haar ogen en was weer voor even iemand in Niemandsland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten