dinsdag 12 mei 2020

Hij is ik en ik is hij


Afgelopen nacht werd ik voor de zoveelste keer door mijn altijd actieve geest gewekt en als het ware gedwongen om op te staan. Zonder licht aan te maken verliet ik de slaapkamer, opende en sloot de tussendeur en liep de krakende trap af.
Beneden aangekomen zag ik hem tot mijn grote verbazing zitten - ik dus.
Hij - ik dus - had de koptelefoon op, las een dik boek en merkte niet eens dat ik - hij dus -naast hem stond. Omdat hij - ik dus -in mijn stoel zat stootte ik - hij dus - hem aan en vroeg hem om op te staan. Hij - ik dus - keek me met zijn eigen en mijn eigen ogen doordringend aan en las verder. Hij - ik dus - zat heel ontspannen in zijn en mijn stoel terwijl ik - hij dus - werd getreiterd door stemmen en achtervolgd door vreselijke personen en beelden uit heden en verleden.

Opeens nam hij - ik dus - de koptelefoon af, klapte het boek dicht en legde het op de tafel.
Zonder een woord te zeggen stapte hij op en ging naar boven. Ik - hij dus - hoorde de trap kraken en de tussendeur open en dicht gaan. Opeens was het stil, muisjesstil.
Ik - hij dus - nam plaats op de voorverwarmde stoel, deed de koptelefoon op en hoorde de Cello Suite No 1 van Johann Sebastian Bach. Hij – ik dus - heeft in ieder geval een goede muzieksmaak en het boek op de tafel kwam me ook bekend voor!

De stemmen verstomden, de personen en beelden verlieten de woonkamer, mijn angst en onrust verdween en ik -hij dus - werd overmand door oververmoeidheid.
Langzaam liep ik de krakend trap naar boven, opende en sloot de tussen deur en liep naar de slaapkamer Hij – ik dus – lag al in bed.
Zachtjes stootte ik - hij dus - hem aan en duidde hem op te schuiven. Hij - ik dus - keek me met zijn eigen en mijn eigen ogen aan, stond op en maakte plaats voor mij.

Hij verliet de slaapkamer, opende en sloot de tussendeur en liep de krakende trap af.
Beneden aangekomen zag hij tot zijn verbazing mij zitten - hij dus! 
Ik – hij dus - had de koptelefoon op, las een dik boek en merkte niet eens dat hij - ik dus - naast hem stond. Omdat ik - hij dus - in zijn en mijn stoel zat stootte hij - ik dus - me aan en vroeg me op te staan. Ik – hij dus - keek hem met mijn eigen en zijn eigen ogen doordringend aan en las verder. Ik – hij dus - zat heel ontspannen in mijn en zijn stoel terwijl hij - ik dus - werd getreiterd door stemmen en achtervolgd door vreselijke personen en beelden uit heden en verleden want hij is ik en ik is hij!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten