zaterdag 9 mei 2020

De beboste heuvel


door de kunstmatige doorgang zie ik de heuvel - de beboste heuvel nodigt me uit om hem te beklimmen – een omhoog slingerend pad wijst me de weg langs bosbessen, bramenstruiken, brandnetels en ander bosonkruiden en leidt me tot een kruis – geplaatst in het midden van een wirwar van ontelbare oude graven – het wordt langzaam donker - de dag-vogels trekken hun pyjama aan en de nachtvogels ontwaken – avond en nacht nemen nu de heerschappij over – de weg terug is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een onbegaanbaar doorn-pad – zelfs de dieren mijden het – de stilte in het bos is beangstigend en wordt alleen nog maar verstoord door de klanken van de natuur – radeloos zoek ik een uitweg – langs de graven is maar net genoeg plaats om te lopen – het wordt steeds donkerder – de graven verworden in het minimale licht tot grillige gestalten – kruizen en stenen lijken nu op misvormde menswezens – hoe lang ik heb gelopen weet ik niet meer maar opeens hoor ik een haltroep – een grote boom verspert mijn weg en dwingt me in zijn holte te treden – de ruimte is donker en ruikt naar verdord leven – door plotseling fel-licht word ik verblind en door een deur geduwd – ik open voorzichtig mijn ogen en zie dat ik me in een gouden koepel bevind – de immens grote ruimte wordt verlicht door de sterren van het leven – en dan ook nog goddelijk muziek - het lijkt wel de hemel – maar ik mag blijkbaar (nog) niet blijven staan – iets of iemand drijft me door de koepel totdat ik bij een groot kasteel met een ophangbrug kom – de ophangbrug wordt naar beneden gehaald - achter de grote houten kasteeldeur is een smerige binnenplaats – het geschreeuw en geklaag van de gepijnigde mindere meerderheid – de stank doet mij overgeven en laat mij rennen - voordat de ophangbrug weer boven is heb ik het kasteel weer verlaten – de gouden koepel is weg en voor me ligt er een groot meer – wind steekt op en het begint te regenen – rillend van de kou probeer ik onder een halfhoge struik te schuilen – mijn voeten worden nat – het meer zoekt zich een weg op het land maar opeens stopt het met regenen – de wind gaat liggen – het meer kruipt langzaam maar zeker terug in haar bedding – er is te weinig stroming om de vis aan mijn voeten mee te slepen – ik pak hem bij zijn staart en gooi hem in het meer – als dansende dolfijn bedankt hij zich en wijst me een terugweg naar het begin - waar de beboste heuvel me uitnodigt om hem te beklimmen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten