door de kunstmatige doorgang zie ik de heuvel - de beboste heuvel nodigt me uit om hem te beklimmen – een omhoog slingerend pad wijst me de weg langs bosbessen, bramenstruiken, brandnetels en ander bosonkruiden en leidt me tot een kruis – geplaatst in het midden van een wirwar van ontelbare oude graven – het wordt langzaam donker - de dag-vogels trekken hun pyjama aan en de nachtvogels ontwaken – avond en nacht nemen nu de heerschappij over – de weg terug is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een onbegaanbaar doorn-pad – zelfs de dieren mijden het – de stilte in het bos is beangstigend en wordt alleen nog maar verstoord door de klanken van de natuur – radeloos zoek ik een uitweg – langs de graven is maar net genoeg plaats om te lopen – het wordt steeds donkerder – de graven verworden in het minimale licht tot grillige gestalten – kruizen en stenen lijken nu op misvormde menswezens – hoe lang ik heb gelopen weet ik niet meer maar opeens hoor ik een haltroep – een grote boom verspert mijn weg en dwingt me in zijn holte te treden – de ruimte is donker en ruikt naar verdord leven – door plotseling fel-licht word ik verblind en door een deur geduwd – ik open voorzichtig mijn ogen en zie dat ik me in een gouden koepel bevind – de immens grote ruimte wordt verlicht door de sterren van het leven – en dan ook nog goddelijk muziek - het lijkt wel de hemel – maar ik mag blijkbaar (nog) niet blijven staan – iets of iemand drijft me door de koepel totdat ik bij een groot kasteel met een ophangbrug kom – de ophangbrug wordt naar beneden gehaald - achter de grote houten kasteeldeur is een smerige binnenplaats – het geschreeuw en geklaag van de gepijnigde mindere meerderheid – de stank doet mij overgeven en laat mij rennen - voordat de ophangbrug weer boven is heb ik het kasteel weer verlaten – de gouden koepel is weg en voor me ligt er een groot meer – wind steekt op en het begint te regenen – rillend van de kou probeer ik onder een halfhoge struik te schuilen – mijn voeten worden nat – het meer zoekt zich een weg op het land maar opeens stopt het met regenen – de wind gaat liggen – het meer kruipt langzaam maar zeker terug in haar bedding – er is te weinig stroming om de vis aan mijn voeten mee te slepen – ik pak hem bij zijn staart en gooi hem in het meer – als dansende dolfijn bedankt hij zich en wijst me een terugweg naar het begin - waar de beboste heuvel me uitnodigt om hem te beklimmen.
In dit blog probeer ik de wereld te vangen in beelden. Een wereld waar wij allemaal van dromen. Een wereld waar je mag lachen, huilen en je laten ontroeren. Een wereld waar de mensen weer leren na te denken. Een wereld waar de mensen weer bij zichzelf rade gaan. Een wereld waar iedereen zich bezint op zijn/haar rol. Een wereld waar de levenswegen opnieuw worden geplaveid en verbreed. Een wereld waar iedereen mag mee lopen en iedereen mag meedoen!
zaterdag 9 mei 2020
De beboste heuvel
door de kunstmatige doorgang zie ik de heuvel - de beboste heuvel nodigt me uit om hem te beklimmen – een omhoog slingerend pad wijst me de weg langs bosbessen, bramenstruiken, brandnetels en ander bosonkruiden en leidt me tot een kruis – geplaatst in het midden van een wirwar van ontelbare oude graven – het wordt langzaam donker - de dag-vogels trekken hun pyjama aan en de nachtvogels ontwaken – avond en nacht nemen nu de heerschappij over – de weg terug is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een onbegaanbaar doorn-pad – zelfs de dieren mijden het – de stilte in het bos is beangstigend en wordt alleen nog maar verstoord door de klanken van de natuur – radeloos zoek ik een uitweg – langs de graven is maar net genoeg plaats om te lopen – het wordt steeds donkerder – de graven verworden in het minimale licht tot grillige gestalten – kruizen en stenen lijken nu op misvormde menswezens – hoe lang ik heb gelopen weet ik niet meer maar opeens hoor ik een haltroep – een grote boom verspert mijn weg en dwingt me in zijn holte te treden – de ruimte is donker en ruikt naar verdord leven – door plotseling fel-licht word ik verblind en door een deur geduwd – ik open voorzichtig mijn ogen en zie dat ik me in een gouden koepel bevind – de immens grote ruimte wordt verlicht door de sterren van het leven – en dan ook nog goddelijk muziek - het lijkt wel de hemel – maar ik mag blijkbaar (nog) niet blijven staan – iets of iemand drijft me door de koepel totdat ik bij een groot kasteel met een ophangbrug kom – de ophangbrug wordt naar beneden gehaald - achter de grote houten kasteeldeur is een smerige binnenplaats – het geschreeuw en geklaag van de gepijnigde mindere meerderheid – de stank doet mij overgeven en laat mij rennen - voordat de ophangbrug weer boven is heb ik het kasteel weer verlaten – de gouden koepel is weg en voor me ligt er een groot meer – wind steekt op en het begint te regenen – rillend van de kou probeer ik onder een halfhoge struik te schuilen – mijn voeten worden nat – het meer zoekt zich een weg op het land maar opeens stopt het met regenen – de wind gaat liggen – het meer kruipt langzaam maar zeker terug in haar bedding – er is te weinig stroming om de vis aan mijn voeten mee te slepen – ik pak hem bij zijn staart en gooi hem in het meer – als dansende dolfijn bedankt hij zich en wijst me een terugweg naar het begin - waar de beboste heuvel me uitnodigt om hem te beklimmen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten